Lees ook over...
/ Nieuws / Levendig ‘Nationaal debat’ over eiwitbalans in COV Meat Café
Drie november vond het jaarlijkse COV Meat Café plaats in Dauphine Amsterdam. Ruim 50 genodigden uit agri en food debatteerden over de ideale eiwitbalans. Wie is waarvoor verantwoordelijk? Welke rol speelt de prijs bij de consument? Kun je vlees en vervangers wel met elkaar vergelijken? Deze en andere vragen leverden veel voer voor discussie en stof tot nadenken.
Voorzitter van de COV, Laurens Hoedemaker, benoemde tijdens zijn welkomstwoord dat een open dialoog past bij de nieuwe aanpak van de COV om meer naar buiten te treden: ’De ontwikkelingen in en rond de vleessector volgen elkaar snel op, waardoor het belangrijk is het verhaal over vlees te blijven vertellen. Dat eigen verhaal is niet in beton gegoten. Als sector worden we voortdurend uitgedaagd. We mogen ondertussen ook trots zijn op de producten en processen die onze bedrijven zo goed maken.’
Drie gast-columnisten namen de aftrap: Gerda Feunekes (Voedingscentrum), Sanderine Nonhebel (RUG) en Thea Smit (Vion) deelden hun visie op de eiwitbalans vanuit eigen verantwoordelijkheid, vakgebied en expertise. Volgens Feunekes moeten Nederlanders hun porties vlees verkleinen om per hoofd van de bevolking van 38 naar 25 kg te gaan. Ze pleitte verder voor meer verse en minder bewerkte producten op het bord.
Universitair hoofddocent Sanderine Nonhebel van de RUG liet de gasten in het COV Meat Café weten, dat de stikstofcrisis pas het begin is. De vee- en vleessectoren staat de komende tien jaar voor grotere uitdagingen: de kwaliteit van het oppervlaktewater, bodemdaling in de veenweidegebieden en broeikasgasemissies. Nonhebel spoort de sectoren aan deze problemen proactief aan te pakken. De overheid heeft immers de gewoonte pas op het laatste moment in actie te komen en dan paniekvoetbal te gaan spelen ten koste van veel ondernemingen.
Vion-directeur productontwikkeling Thea Smit benadrukte dat bedrijven al actief werken met plantaardige en duurzame productielijnen. Smit stelde wel dat de vraag van consumenten leidend is, waar bij Nederlandse consumenten vooral de factoren prijs en versheid leidend zijn. ‘In hoeverre heeft het zin om duurzame producten te produceren als ze niet gekocht worden?’ zo legde zij voor.
Bron: COV